Eerste liefde, laatste hart

In de Engelssprekende wereld zou mijn boek een ‘memoir’ heten: een autobiografisch boek over een specifiek deel van mijn leven. In dit geval is dat de tijd waarin ik mijn eerste liefde beleefde. Ik ga terug naar 1976 en het moment dat ik op mijn middelbare school in Zoetermeer aan de praat raakte met Erik. Hij zat twee klassen hoger en had net als ik een gitaar. We spraken af om samen eens muziek te maken. Zo begon een intensieve en mooie relatie, die twee jaar zou duren.

Het was een tijd van stiekem afspreken en brieven schrijven. Het ouderlijk toezicht was streng, en mobiele telefoons waren er nog niet. Zijn brieven aan mij heb ik voor het boek gebruikt, ik heb ze altijd bewaard. Veel van wat ik daarin teruglas wist ik nog, maar er waren ook verrassingen. Mijn eigen brieven zijn er niet meer. Dat was frustrerend en interessant. Ik zag mijzelf alleen door Eriks ogen. Zoals de lezer Erik weer door de mijne ziet.

Tijdens het schrijven ben ik gaandeweg gaan begrijpen wat we in elkaar zochten en welke spanningsboog onze liefde heeft gekend. Er ontstond een samenspel tussen oude gevoelens en nieuwe gedachten. Wie was ik toen, wie ben ik nu? Zijn de wetten van de liefde onveranderlijk? En wat blijft als iemand van wie je hield er niet meer is?

Erik is jong overleden. Hij werd maar 25 jaar. We waren al vier jaar niet meer samen, maar de dag voor zijn sterven zat ik nog even aan zijn bed en hield zijn hand vast. Ik kon niet werkelijk bevatten wat hij al had doorgemaakt. Dat heb ik nu alsnog in zijn dagboek kunnen lezen. Ooit was hij de jongen die mij leerde wat liefde is. Die andere grote ervaring, sterven, heeft hij al lang geleden doorgemaakt. Ook daarover heeft hij mij nu nog iets geleerd.